Afgelopen week was ik op een symposium met het thema ‘Alles is economie’. Verschillende sprekers gaven er hun visie op de voortgaande economisering van het dagelijks leven. Dat proces bestaat eruit dat de samenleving vandaag op allerlei terreinen wordt gestructureerd door in de economische wetenschap ontwikkelde denkwijzen. Denk maar aan het voornemen van de Franse president Nicolas Sarkozy om factoren als gezondheid en geluksgevoel mee te wegen in het bruto nationaal product. Of het beoordelen van wetenschappers op basis van aantallen publicaties.
Van de sprekers die op het symposium voorbij kwamen en de verhalen die ze vertelden, herinner ik me twee in het bijzonder: de Amerikaanse hoogleraar Deirdre McCloskey en de Maleisische milieudeskundige Chandran Nair. De betekenis van het westerse economische model wordt door hen heel anders ingeschat.
Consumeren met beleid
Deirdre McCloskey is professor economie, communicatie, geschiedenis en Engels aan de Universiteit van Illinois in de Verenigde Staten. Ze doceerde twaalf jaar aan de Universiteit van Chicago, de ‘bakermat’ van het vrije markt denken. Volgens McCloskey creëert een vrije markt de meest ideale samenleving, omdat mensen wanneer ze de kans krijgen met beleid zullen handelen. “Wij in een economie zijn normale mensen”, zegt McCloskey, “geen sociopaten of automaten.” Volgens McCloskey leidt marktwerking niet tot onderlinge strijd, maar juist tot samenwerking en empathie.
Deze optimistische benadering van het westerse model van economische groei wordt niet gedeeld door Chandran Nair, milieudeskundige en oprichter van het Global Institute for Tomorrow (GIFT). Volgens Nair houden liberale denkers als McCloskey geen rekening met de bevolkingsgroei die zich nu in Azië doorzet. Wanneer de almaar uitdijende Aziatische bevolkingsgroepen - naar schatting 5 miljard in 2050 - een voorbeeld zouden nemen aan het westerse consumptiepatroon, zal dat volgens Nair catastrofale gevolgen hebben voor mens en milieu. In het beheersbaar houden van de problemen ziet Nair een cruciale rol weggelegd voor Aziatische overheden. Zij zullen politiek gevoelige beslissingen moeten durven nemen, die indruisen tegen westerse liberale tradities. Aldus Nair: “To have a car is not a human right”.
Ben ik een automaat?
Het verhaal van McCloskey is duidelijk: wij ‘normale mensen’ weten zelf het beste wat goed voor ons is. In eerste instantie ben ik geneigd die opvatting te delen: ik vind het een prettige gedachte vind dat ik mijn eigen keuzes kan maken. Maar bij nader inzien lijken haar simpele premissen toch eerder een oversimplificatie van de wereld waarin ik mij bevindt. De gedachte dat wij volledig vrij zijn om te kiezen strookt niet met de dagelijkse praktijk, waarin het persoonlijke en het collectieve voortdurend in elkaar overvloeit. Ben ik wel zo vrij als ik graag wil geloven?
Tijdens zijn betoog gaf Nair een treffend voorbeeld van de manier waarop ‘normale’ mensen zich als automaat kunnen gedragen. Een ontwikkelaar van schoonmaakmiddelen bracht onlangs een product op de markt dat bestond uit biologisch afbreekbare stoffen. Het product werd nauwelijks verkocht. De reden: het goedje rook naar niks, waardoor de immer met chloor poetsende consument de indruk had dat het niet goed schoonmaakte.
Snoepdroom in de Kalverstraat
Het zal de broccoli wel geweest zijn, maar als kind maakte ik me graag een voorstelling van wat je ‘Luilekkerland’ zou kunnen noemen. Luilekkerland was niet groot; eigenlijk bestond het uit niet meer dan een kamer, met een venster dat uitzicht bood op een roze wolkenlucht. In het midden van de kamer het object van mijn kleuterbegeerte: een enorme berg snoep, groter dan ikzelf. Zachte, wit-roze spekjes. Speculaas. Alles wat ik wilde, zoveel ik maar wilde.
Naarmate ik ouder werd vervaagde de contouren van die hemelse suikerberg. Dat had vast met de ontwikkeling van mijn smaakpapillen te maken, maar ook met geld. Geld zorgde ervoor dat het Luilekkerland uit mijn dromen plaatsmaakte voor de realiteit van de Amsterdamse Kalverstraat. Ook nu beleven duizenden mensen daar en in de andere winkelstraten in de wereld hun tastbaar geworden snoepdroom. Bergen suikergoed, uitgestald achter glazen gevels. Je hoeft je hand maar uit te steken – en je pinpas door de betaalautomaat te halen. Zijn we, in een markteconomie gedreven door consumptie, niet allemaal kinderen?
http://www.veerstichting.nl/
Naarmate ik ouder werd vervaagde de contouren van die hemelse suikerberg. Dat had vast met de ontwikkeling van mijn smaakpapillen te maken, maar ook met geld. Geld zorgde ervoor dat het Luilekkerland uit mijn dromen plaatsmaakte voor de realiteit van de Amsterdamse Kalverstraat. Ook nu beleven duizenden mensen daar en in de andere winkelstraten in de wereld hun tastbaar geworden snoepdroom. Bergen suikergoed, uitgestald achter glazen gevels. Je hoeft je hand maar uit te steken – en je pinpas door de betaalautomaat te halen. Zijn we, in een markteconomie gedreven door consumptie, niet allemaal kinderen?
http://www.veerstichting.nl/