donderdag 30 juli 2009

Damascus

S. was ziek dit weekend. Zij en C., die een kamer delen in ons huis in de oude stad van Damascus, hadden naar Beiroet willen gaan. De excursie naar Palmyra, onderdeel van onze zomercursus, zouden ze inruilen voor een feestje aan de Libanese kust. Nu lag S. op de grond in de gang, waar het koeler zou zijn dan in de rest van het huis. Haar ogen rolden naar boven als je haar wat vroeg, een handje ging even de lucht in en viel weer neer. De fles water was half leeg, maar alles wat erin ging kwam er gelijk weer uit. En dus at ze niet, twee dagen lang.

De rest van het huis vertrok naar het Oosten en zaterdagavond kwamen we terug, warm en rood als Palmyreense zandsteen. We verspreidden woestijnzand door het huis met onze slippers en dachten aan mannen met witte tanden op witte kamelen. Libanees bier werd uit koelkast gehaald, er werd geproost en gelachen. Op de binnenplaats stond een halflege pan bleke pasta op tafel, het bed in de gang was weg. S. zat op een stoel op de overloop. Ze droeg een wit hemdje en onderbroek en ze rookte een sigaret. De dokter had haar een spuit gegeven en antibioticapillen waar ze volgens C. van ging ijlen. Maar het ging wel iets beter, en ze had de was gedaan.

Gisternacht, terwijl we op onze binnenplaats zaten, bedacht ik me dat ik wilde verhuizen. Weg uit dit stelsel van verborgen kamers en doodlopende trappen, naar een plek minder verstopt tussen de steegjes, minder diep in de doffe ellende die zich hier met de jaren heeft opgestapeld. De wanhoop komt hier te dichtbij, zo dichtbij dat ik er bang van ben geworden. Het schuifelt heel stil door de straatjes, soms achter een vuilnisbak op wielen, soms met een bezem. Het zweeft door het stof en het vuilnis dat op straat is achtergelaten en het hult zich in spinrag tot de nacht is gevallen. In het maanlicht huilt het en wast het zich in zoute tranen. Het is hulpeloos en zwak. Maar wee degene die het s’nachts alleen passeert. Dan licht het op in een woedende flits en braakt het het braaksel van iemand die niets meer heeft te verliezen.

Op de binnenplaats eten we pasta met tonijn. S. dommelt weg met een boek op schoot. Boven ons klinkt de roep voor het avondgebed.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten