zondag 24 augustus 2008

Voor het eerst in Istanboel

Voor het eerst in Istanboel! Wat een drukte, wat een hitte. Ik had meer kleur op straat verwacht, in de klederdracht en de gebouwen. De beroemde Hagya Sofya kleurt beige en terracotta en lijkt bedekt met een laag stof. Het is een vriendelijk gebouw, heel anders dan de protserige Blauwe Moskee aan de overkant met diens zes minaretten en goudgekopte koepels. s’Nachts gloeit ze gemoedelijk oranje: vanuit onze stapelbedden in de ‘rooftop dorm’ van het hostel in Sultanahmet hebben we er een prachtig uitzicht op.

We slijten de hete uren in een koele teagarden achter een begraafplaats. Met het vallen van de avond gaan we op zoek naar een eettentje waar bier wordt geschonken. Hoe verder we afdwalen van onze Haqya Sofya, hoe donkerder de achterommetjes. Een halfnaakte jongen met versleten jeans en gele laarzen schopt woest een voetbal voor zich uit. Een grijze kat likt haar jongen schoon tussen het afval.

Ineens is er een felverlichte straat en moeten we de zwart-witte obers van ons afslaan. ‘Just one look at menu! You can look please!’ zegt er een. Steffen wil hem geruststellen door op zijn verzoek in te gaan, maar maakt hem alleen maar wilder. ‘Beer for only three Turkish lyra! Hello!’ We houden hem aan zijn woord en nemen plaats. Shiskebab, gevulde aubergines en paprika's en halve liters Efes-bier. Csaba zit tegenover me en verschuilt zich weer achter z’n spiegelreflex. Hij kijkt op het schermpje en mompelt ‘beautiful’. Af en toe pak ik zijn camera en draai de rollen om.

Disneyland

Avril 14th, Aphex Twin. Pianoklanken vullen mijn kamer. Hoe heerlijk om weer eens je eigen, vertrouwde muziek te horen na dagenlang Turkse hits. Overal en altijd staat er wel een televisie of radio aan, er is geen ontkomen aan. In de kantine, een overdekt plein midden op de campus, staat een enorme jukebox, zodat de ‘balkanbeats’ doordringen tot in je slaap. Ik zet m’n headphones op en drijf weg. All cats are gray, The Cure. Il secondo Giorno, Air.
Aan de andere kant van de kamer zit mijn Poolse kamergenoot Kasia over haar bed gebogen. Het is alsof ze iets uitdenkt. Of ik in God geloof, vroeg ze me een week of twee geleden. We keuvelden een tijdje over God of wat dat ook mag zijn. Mijn beeld schoot duidelijk te kort.

Leuk, zo'n excursie
‘Emma!’ Ik stijg op vanuit de diepste diepte en kom sputterend boven. Gefion en Steffen lachen om mijn schrikreactie. De bus staat voor de ingang van de campus. Na een vreselijke excursie zijn we eindelijk terug op de universiteit. Wat een picknick had moeten zijn was een peperduur ontbijt in een of andere chalet in de heuvels. Wat een wandeling naar een waterval had moeten zijn was een glibberige klimtocht op slippers. De teamleiders, twee Turkse studenten en een coördinator, liepen achteraan te puffen en bleken uiteindelijk de weg niet te kennen. Bezweet en uitgeput werden we vervolgens naar een kledingbazaar geloodst, en daarna naar de kust.

Als we aangeven geen zin te hebben in nog een excursie, bijten de teamleiders ons toe: ‘You have to obey the rules. We cannot obey you, you have to obey us!’

Turkish Disneyland
‘Een soort Disneyland’ was wel het laatste waar we op wachtten. Hordes schreeuwende kinderen gleden, klommen en reden door een plastic pretpark aan de kust. Een ijsje was het enige wat nog een beetje verkoeling kon bieden in deze hel van zongebleekte krokodillen, dinosaurussen, Smurfen, Flinstones, prinsessen en paddenstoelen. Hoe haalden die studenten het in hun hoofd ons hier naartoe te brengen? Hoe konden ze denken dat we daar zin in zouden hebben?
Ik was duizelig van de hitte en van vermoeidheid. ‘Gooi me maar in water.’ Steffen wreef in z’n handen, maar ik bedacht me en klom met Gefion in een rond rubberbootje. ‘Come on, it’s stupid here anyway!’ Vastbesloten Steffen en Csaba er flink van langs te geven probeerden we in volle vaart op hun bootje af te koersen. Twee volwassenen was het speelgoed toch wat te veel, en na een paar lullige duwtjes was de lol er vanaf. De teamleiders stelden voor nog een park te bezoeken. Ik zei dat niemand daar zin in had. Dat was voor onze teamleiders echter geen argument. ‘You have to obey the rules. We cannot obey you; you have to obey us!’ Gelukkig waren ze in de minderheid.

vrijdag 8 augustus 2008

Karpuz

Atatürk Airport, Istanbul. Een uur later dan gepland loop ik de ontvangsthal binnen. Een zee van A-4tjes doemt op: namen, namen, namen van mensen die net als ik geen idee hebben wat ze te wachten staat. Een oranje flits: ‘Emma Bijloos’ in klungelige letters. Een gulle glimlach, vriendelijke donkere ogen, een smal gezicht omzoomd door lange zwarte haren. Erhan, een wat slungelige jongen van twintig staat me op te wachten. Hij studeert International Relations aan de Kocaeli Universiteit, waar ik de komende maand een stoomcursus Turks zal volgen.

Lost in translation
We nemen de roltrap naar beneden en stappen in de metro. Ik voel me aangestaard: misschien is het ons vrolijke Engelse gebabbel, misschien is het mijn toch wat lage decolleté. Erhan heeft een Turks-Engels woordenboek bij zich, maar met handgebaren komen we er wel. Na een half uur stappen we uit op een groot, druk plein omringd door zandkleurige gebouwen. Grote Turkse vlaggen hangen aan de gevels. Bussen rijden af en aan: het is een getoeter van jewelste.

Een krakkemikkig busje rijdt ons steeds dieper de donkere heuvels in. Dan wijst Erhan naar een groep desolate betonnen blokkendozen, blikkerend in het maanlicht. "Look, university!"

Erhan zegt hier normaal niet te komen en is dus even verdwaald als ik. Maar hij spreekt Turks, en dat blijkt een onmisbare eigenschap in deze broeierige, opeengepakte massa. Een jongeman in witte blouse komt druk pratend op ons aflopen, neemt mijn koffer uit mijn hand en leidt ons naar zijn toerbus.

Middle of nowhere
De rit naar Kocaeli duurt twee uur, en dan zijn we pas in het centrum, Izmit. Erhan heeft vreselijke honger, maar wil hier niks kopen omdat hij bang is de laatste otobüs naar de universiteit te missen. Een krakkemikkig busje rijdt ons met veel gestommel door een heuvelachtig gebied. Een gele halve maan hangt in een pikzwarte hemel. Aan weerszijden van de weg staan troosteloze, betonnen gebouwen. Hier en daar zitten mensen op hun balkon onder een Coca Cola-parasol. Hoe dieper we de heuvels inrijden, hoe donkerder het wordt. "Look, university!" Erhan wijst naar een groep desolate betonnen blokkendozen, blikkerend in het maanlicht. Een enorme poort biedt toegang tot de Kocaeli Universitesi.

Zwerfhonden
Onze eerste stop is de kantine: een glanzend overdekt paviljoen met weids uitzicht over het droge landschap. De afwas is al gedaan en er is niks warms meer te krijgen, behalve chips en koekjes. Met twee zakjes chips nemen we plaats aan een tafeltje in het donker. Twee honden bedelen voor een chipje, en beginnen aan mijn tas en koffer te knagen als het ze te lang duurt. Een van hen heeft een misvormde linkervoorpoot: het lijkt alsof alle nagels volledig zijn ingegroeid. (Later hoor ik van een studiegenoot dat moslims vies zijn van honden, omdat de legende vertelt dat de profeet Mohammed ooit door een hond is gebeten. In de kantine hebben een paar kennelijk hun toevlucht gevonden.)

Een studiegenoot vertelde me dat moslims vies zijn van honden, maar in de kantine wemelt het van de straatbeesten.

Watermeloen
We lopen naar de girls dormitory niet ver van de kantine. Opnieuw ben ik dankbaar dat ik een Turkssprekende vriend heb gemaakt, want de dame van de beveiliging spreekt geen woord Engels. Op mijn kamer moet ik het echter alleen zien te redden. Mijn Turkse kamergenoot Hamike heeft gelukkig een woordenboekje, dus wanneer handen en gezichtsuitdrukkingen tekort schieten grijpen we naar de "dictionary!". Een sappige watermeloen ofwel karpuz maakt spreken overbodig. Terwijl Hakime de ene na de andere sigaret opsteekt duik ik onder de roze lakens en val als een blok in slaap.