vrijdag 8 augustus 2008

Karpuz

Atatürk Airport, Istanbul. Een uur later dan gepland loop ik de ontvangsthal binnen. Een zee van A-4tjes doemt op: namen, namen, namen van mensen die net als ik geen idee hebben wat ze te wachten staat. Een oranje flits: ‘Emma Bijloos’ in klungelige letters. Een gulle glimlach, vriendelijke donkere ogen, een smal gezicht omzoomd door lange zwarte haren. Erhan, een wat slungelige jongen van twintig staat me op te wachten. Hij studeert International Relations aan de Kocaeli Universiteit, waar ik de komende maand een stoomcursus Turks zal volgen.

Lost in translation
We nemen de roltrap naar beneden en stappen in de metro. Ik voel me aangestaard: misschien is het ons vrolijke Engelse gebabbel, misschien is het mijn toch wat lage decolleté. Erhan heeft een Turks-Engels woordenboek bij zich, maar met handgebaren komen we er wel. Na een half uur stappen we uit op een groot, druk plein omringd door zandkleurige gebouwen. Grote Turkse vlaggen hangen aan de gevels. Bussen rijden af en aan: het is een getoeter van jewelste.

Een krakkemikkig busje rijdt ons steeds dieper de donkere heuvels in. Dan wijst Erhan naar een groep desolate betonnen blokkendozen, blikkerend in het maanlicht. "Look, university!"

Erhan zegt hier normaal niet te komen en is dus even verdwaald als ik. Maar hij spreekt Turks, en dat blijkt een onmisbare eigenschap in deze broeierige, opeengepakte massa. Een jongeman in witte blouse komt druk pratend op ons aflopen, neemt mijn koffer uit mijn hand en leidt ons naar zijn toerbus.

Middle of nowhere
De rit naar Kocaeli duurt twee uur, en dan zijn we pas in het centrum, Izmit. Erhan heeft vreselijke honger, maar wil hier niks kopen omdat hij bang is de laatste otobüs naar de universiteit te missen. Een krakkemikkig busje rijdt ons met veel gestommel door een heuvelachtig gebied. Een gele halve maan hangt in een pikzwarte hemel. Aan weerszijden van de weg staan troosteloze, betonnen gebouwen. Hier en daar zitten mensen op hun balkon onder een Coca Cola-parasol. Hoe dieper we de heuvels inrijden, hoe donkerder het wordt. "Look, university!" Erhan wijst naar een groep desolate betonnen blokkendozen, blikkerend in het maanlicht. Een enorme poort biedt toegang tot de Kocaeli Universitesi.

Zwerfhonden
Onze eerste stop is de kantine: een glanzend overdekt paviljoen met weids uitzicht over het droge landschap. De afwas is al gedaan en er is niks warms meer te krijgen, behalve chips en koekjes. Met twee zakjes chips nemen we plaats aan een tafeltje in het donker. Twee honden bedelen voor een chipje, en beginnen aan mijn tas en koffer te knagen als het ze te lang duurt. Een van hen heeft een misvormde linkervoorpoot: het lijkt alsof alle nagels volledig zijn ingegroeid. (Later hoor ik van een studiegenoot dat moslims vies zijn van honden, omdat de legende vertelt dat de profeet Mohammed ooit door een hond is gebeten. In de kantine hebben een paar kennelijk hun toevlucht gevonden.)

Een studiegenoot vertelde me dat moslims vies zijn van honden, maar in de kantine wemelt het van de straatbeesten.

Watermeloen
We lopen naar de girls dormitory niet ver van de kantine. Opnieuw ben ik dankbaar dat ik een Turkssprekende vriend heb gemaakt, want de dame van de beveiliging spreekt geen woord Engels. Op mijn kamer moet ik het echter alleen zien te redden. Mijn Turkse kamergenoot Hamike heeft gelukkig een woordenboekje, dus wanneer handen en gezichtsuitdrukkingen tekort schieten grijpen we naar de "dictionary!". Een sappige watermeloen ofwel karpuz maakt spreken overbodig. Terwijl Hakime de ene na de andere sigaret opsteekt duik ik onder de roze lakens en val als een blok in slaap.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten